Dagelijks leven met t1d

Eierprikker

Geschatte leestijd: 4 minuten

Ik wilde mijn bloedsuiker meten. Dit was zes jaar geleden, dus ik had nog lang geen CGM. Ik haalde mijn priksetje uit mijn tas en probeerde de prikker door te draaien. Dat lukte niet. Wat gek! Nou, dan nog maar een keertje prikken met de vorige naald. Dat hoort niet, maar we doen het allemaal wel, toch? Maar dat ging ook niet. Mijn prikker zat muurvast. Dat is balen. Gelukkig was ik samen met mijn man en hoefde ik niet naar huis te rijden. Er zat niets anders op dan wachten tot ik thuis was, en daar mijn reserveprikpen te gebruiken.

Onderweg naar huis was ik extra alert op hoe ik me voelde. Zat ik hoog, laag? Had ik losse naaldjes waarmee ik in mijn vinger kon prikken? De naaldjes die in mijn pen zitten, zijn netjes weggewerkt dus die kon ik niet gebruiken. De naaldjes van mijn infuusset zouden bruikbaar kunnen zijn, maar eigenlijk vond ik het maar een eng idee om zo een naald in mijn vinger te zetten. Gelukkig waren we binnen een uurtje thuis.

Ik ging op zoek naar mijn reserveprikker. Voor het eerst haalde ik hem uit de verpakking en wat denk je? Er zit een enorme barst in! Toen ik hem oppakte, viel de prikpen in twee delen uit elkaar. Dubbele pech, en nu had ik dus helemaal geen prikmogelijkheid meer!

Gelukkig had mijn hulpmiddelenleverancier een noodnummer. Ze zijn 24/7 bereikbaar en aangezien ik nu geen mogelijkheid meer had om mijn bloedsuiker te meten, vond ik het een noodgeval. Ik vertelde mijn verhaal aan de telefoniste in de hoop dat ik diezelfde avond al een nieuwe prikpen zou krijgen, maar ik hield stiekem al rekening met de volgende ochtend. Daar was ze het niet mee eens: “Als je zo snel een nieuwe prikpen wil, moet ik een koerier sturen en dat is veel te kostbaar.” Haar advies was om de volgende ochtend naar de bestellijn te bellen en dan een nieuwe aan te vragen. Die zou ik zaterdag waarschijnlijk in huis hebben. Het was woensdagavond.

“Te kostbaar?” ontplofte ik “en mijn gezondheid dan? Die is anders ook kostbaar!” De telefoniste vond het niet per se nodig dat ik tussen woensdag en zaterdag mijn bloedsuiker nog mat. Vol ongeloof herhaalde ik dat ik type 1 diabetes heb, en dat ik gewoonlijk tien tot twaalf keer per dag in mijn vinger prikte. Dat dat absoluut nodig is om mijn insulinedosering te bepalen. Nog steeds vond mevrouw dat ik wel een paar dagen zonder kon, maar ze wilde wel even met de dienstdoende diabetesverpleegkundige overleggen.

Een paar minuten later belde ze terug met de mededeling dat de dvk het ook niet nodig vond. Maar als ik het zo graag wilde, dan kon ik in de tussentijd wel een eierprikker gebruiken.

Een eierprikker.

Zo’n ding waarmee je een gat in een ei maakt voor het koken. Ik heb het gecheckt, dat apparaat bedoelde ze echt. Zo’n dik en stomp geval.

“Heb je zelf wel eens geprobeerd met een eierprikker in je vinger te prikken?” vroeg ik haar. “Denk je dat ik voor de lol in mijn vinger prik? Het is geen hobby! Natuurlijk is een eierprikker is geen goed alternatief. Hoe haal je het in hoofd!” Ik was ziedend! Hoe kon het bedrijf waar ik zó ontzettend afhankelijk van was, me zo in de kou laten staan? De tranen sprongen me in de ogen en ik hing op. Het was duidelijk dat ze me niet gingen helpen.

Toen ik enigszins gekalmeerd was, belde ik mijn ziekenhuis. In de avond was alleen de SEH bereikbaar, en ik hoopte dat die me op de een of andere manier konden helpen. Een verpleegkundige hoorde mijn hele verhaal aan en gelukkig was ze het helemaal met me eens. Natuurlijk kon ik niet dagenlang zonder vingerprikken. Natuurlijk had ik vanavond nog iets nodig. Ik mocht direct langskomen om een paar wegwerpprikkers te halen, maar ze dacht dat ze me wel beter kon helpen. Of ze me over een paar minuten terug kon bellen.

“Helaas,” zei ze even later aan de telefoon, “heeft onze ziekenhuisapotheek jouw prikpen niet op voorraad. Maar ik heb even voor je rondgebeld en het ziekenhuis in Alphen aan den Rijn heeft er wel eentje voor je liggen. Eigenlijk gaat de apotheek over een paar minuten sluiten, maar ze blijven voor je open.” Alweer sprongen de tranen me in de ogen, dit keer van opluchting en dankbaarheid.


Snel stapten Mark en ik weer in de auto. Alphen was een klein halfuurtje rijden en gelukkig reed Mark. Zelf zou ik niet durven rijden. Mijn laatste bloedsuikermeting was al van meer dan vier uur geleden, en sindsdien had ik nogal wat emoties en stress ervaren, waardoor ik inmiddels waarschijnlijk veel te hoog zat.

De apotheker zat inderdaad al op me te wachten. Ze was bijna net zo kwaad als ik. Ze drukte me op het hart om een klacht in te dienen. Niet alleen bij de hulpmiddelenleverancier, maar ook bij mijn zorgverzekering. Die wilde namelijk dat ik al mijn hulpmiddelen bij deze leverancier bestelde. Maar op dit soort problemen zit de verzekeraar ook niet te wachten.

Ik bleek niet de enige te zijn met zulke klachten en inmiddels mag ik van mijn verzekeraar ook weer bij andere aanbieders bestellen. Ik ben na dit debacle niet overgestapt, maar toen ik drie jaar geleden opeens geen infuussets meer kreeg en daarover wekenlang aan het lijntje gehouden werd, wel. Eindelijk.

Het ergste aan dit verhaal is nog dat dit soort misstanden vaak plaatsvinden. Wanneer ik Instagram op Facebook open, kom ik altijd wel een verhaal tegen van iemand die chronisch ziek of gehandicapt is, en afhankelijk van een bedrijf dat niet helpt. Marktwerking in de zorg heet dat. Maar het is duidelijk dat de klant geen koning is! Gelukkig ben ik ook geen ei.

Deel deze blog:

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *